Als iemand écht depressief is, spreken GGZ-werkers van ‘vitale depressie’. De ernst varieert van matig tot zeer ernstig. Dat is een hele rij symptomen; hoe meer, hoe zekerder die diagnose. Op mijn website vind je een lijst waar dit kort en bondig op een rij staat. In de praktijk komt al snel de afweging wel of geen medicatie. Klassieke of moderne antidepressiva: wat is het best?
Hoe meer van deze klachten iemand heeft, hoe zinvoller het is om antidepressiva te gebruiken. In de huidige richtlijnen staat: bij lichte depressie geen antidepressiva, alleen activering en eventueel psychotherapie. Bij matige depressie werken antidepressiva en psychotherapie even goed, maar geven hulpverleners in het algemeen de voorkeur aan eerst psychotherapie, of een combinatie van beide. Bij (zeer) zware depressie moet eerst met antidepressiva gestart worden, want psychotherapie heeft in dat stadium weinig zin. Pas als de lijder deels is opgeknapt ‘pakt’ dat.
Klassieke of moderne antidepressiva: wat is het best?
Voor dit blog bekeek ik de aankondiging van een meta-analyse die nog moet worden uitgevoerd, (voor uitleg zie dit blog (van 8 november) die werkzaamheid vergelijkt tussen oude/klassieke antidepressiva en moderne en hoe goed die verdragen worden bij behandeling van depressie. Voor de liefhebber, hier vind je de samenvatting van de aankondiging. De auteurs doen dit omdat onderzoek tot nu toe tegenstrijdige resultaten gaf. Dus soms zijn oude/klassieke antidepressiva beter, soms moderne. Eigenlijk staat dit ook al wat ik hiervoor schreef bij de huidige richtlijnen. Er komt nog bij dat de ene patiënt verschilt van de andere.
Een bejaard persoon gebruikt vaak diverse medicijnen voor diverse ziekten. Dat maakt de kans op bijwerkingen groter, dus moet je scherper zijn in je keuze bij nóg een geneesmiddel. Bij hen moet je vaak lager doseren en langzamer verhogen als dat nodig is (start low, go slow). Kortom het is geen zwart-witverhaal, maar je moet het steeds op de persoon toespitsen en standaard richtlijnen geven niet altijd een oplossing. Artsen moeten ‘de klinische blik’ (werkervaring) gebruiken om er zo goed mogelijk uit te komen. En verrassingen kunnen altijd…
Die auteurs/onderzoekers zijn heel ambitieus: maar liefst 21 antidepressiva willen ze onderling met elkaar vergelijken. Dat is dus een hoop werk wat een tijd zal gaan duren. Voor de dagelijkse behandelpraktijk zal het echter wel gevolgen kunnen hebben. Dus mijn interesse hebben ze alvast.
‘Partner van’: kijk in de tussentijd nog eens op het lijstje. Daarmee maak je vlot een inschatting of er depressie is of niet.
Wil je reageren op dit blog, dan kan dat hieronder.