De hechtingstheorie en Boeddha: een potje knokken?
Recent zond de Boeddhistische omroep stichting (BOS) drie reportages uit. Ze gingen over woede, onwetendheid en verlangen, de drie vergiften voor de mens. Een van Boeddha’s uitspraken is: als je aan niets gehecht bent, kun je niets verliezen. Ofwel de bron van alle lijden is verlangen. In Boeddha’s visie is hechting aan personen of goederen (hebzucht, tuk zijn op status, succes e.d.) een bron van lijden en ongeluk. Als het immers mis gaat, dan verlies je iets, dat is krenkend en maakt je boos, verdrietig, of afgunstig. In het Westen doet de gehechtheidstheorie juist opgang. De hechtingstheorie en Boeddha: een potje knokken?
(Bron: www.boeddhamagazine.nl)
Toen dacht ik aan de hechtingstheorie. Die is populair geworden in de psychotherapie als (mede) verklaring van mentale stoornissen en klachten. Dit botst met de Boeddha-visie. Maar het hechtingsgedrag is mensen eigen. Voor een baby is dat immers essentieel voor de overleving.
Door verlangen raak je aan iets of iemand gehecht. Hechten kan op allerlei manieren. Daarin kunnen ook dingen verkeerd gaan. Er zijn vier verschillende hechtingsstijlen. (Vrij naar: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hechtingstypen_van_kinderen)
Onveilig – vermijdend (minimaal gehechtheidsgedrag, ‘vroeg zelfstandig’); 20% van alle kinderen
onveilig – afwerend (vastklampen, maar ook boos op grillig (on)beschikbare verzorger(s)): 10% van alle kinderen
onveilig – gedesorganiseerd (tegenstrijdige verwachting t.a.v. de grillige verzorger(s)) en hierbij speelt mishandeling vaak mee in de voorgeschiedenis: 15% van alle kinderen (!)
veilige hechting: een goede balans tussen aan en onafhankelijk gedrag: 60-70% van de kinderen.
Op http://nl.wikipedia.org/wiki/Hechtingsstoornistheorie staat: “De theorie houdt onder andere in dat men het hechtend vermogen van een kind met therapie kan herstellen als dit niet of onvolledig tot ontwikkeling is gekomen. Hierbij brengt men verschillende ontwikkelingsstoornissen, gedragspatronen of persoonlijkheidsstoornissen onder één noemer: asociaal gedrag tijdens de kindertijd (inclusief baby- en peutertijd), oppervlakkig of angstig hechtingsgedrag (zoals de separatieangststoornis)”.
Een gammele hechting is een prima bodem voor mentale stoornissen later
Die stelling durf ik wel aan. Metafoor zie ik een verarmde akker, waarop allerlei ‘onkruid’ kan woekeren, maar andere nuttiger gewassen worden verdrongen. Zoals een documentaire die ik ooit zag stelde ‘pathology breeds pathology’ .
Dus hechting is essentieel om een stevige en veerkrachtige basis te leggen en de kans op mentale stoornis te verkleinen in de westerse theorie. Maar het is ook een bron van kwetsbaarheid, van lijden en verlies, met vervolgemoties zoals woede en verdriet (en angst en somberheid) in de oosterse. Balans dus. Makkelijk gezegd. Maar hoe ijk je dat dan? En is dat voor iedereen hetzelfde?
Nog even over dat andere vergif – onwetendheid
‘Kennis is macht’ zeggen we hier; het geeft je meer (betere?) mogelijkheden om je pad te kiezen. Onwetendheid veroorzaakt verkeerde keuzes en later nare gevolgen. (Denk aan wedloop tussen de elektrische en benzine motor auto. De laatste won, dus alle auto’s hebben een verbrandingsmotor en nu zitten we volop in de klimaat en energie discussie (zie bijvoorbeeld http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_de_auto_1885-1904). Die Boeddha was niet dom.
Wil jij meer weten over depressie, psychose, gezonde leefstijl of hoe je goede GGZ hulp kunt vinden bij alle reorganisaties? Kijk bij www.steflinsen-psychiatrie-partnerhulp.nl/boeken
Wat denk jij hierover? Zie je een cultuur botsing of niet? Je kunt hieronder reageren.